Een vrij recente uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 16 juni 2015 leert ons het volgende.
In de betreffende zaak voerden oud vennoten van een VOF verweer tegen een vordering van de verhuurder ter verkrijging van achterstallige huurpenningen. De betreffende vennoten maakten al enige tijd geen onderdeel meer uit van de VOF. Opvolgers exploiteerden de VOF en zij hadden de huurachterstand laten ontstaan.
Voor de oud vennoten loopt de procedure niet goed af.
Op grond van de wet zijn de vennoten van een VOF hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van verplichtingen van de VOF. Die aansprakelijkheid duurt voort ook als de betreffende vennoten geen onderdeel meer uitmaken van de VOF. Van een vertrekregeling moet dus altijd onderdeel uitmaken een afspraak met de contractspartijen (zoals de verhuurder als de VOF heeft aangehuurd) dat zij de vertrekkend vennoten ontslaan uit hun verplichtingen. Worden die afspraken niet gemaakt, dan zijn de vertrokken vennoten in zekere zin aan de goden overgeleverd. Op de bedrijfsvoering van de VOF hebben zij immers over het algemeen na hun uittreden helemaal niets meer te zeggen, terwijl de aansprakelijkheid jegens derden voortduurt. Uiteraard kan met de nieuwe vennoten een vrijwaring worden afgesproken, maar als die niet kunnen betalen dan is de vrijwaring weinig waard.
Onder bijzondere omstandigheden kunnen de vertrokken vennoten onder hun aansprakelijkheid uitkomen. Dan kan een aansprakelijkheidsstelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden geoordeeld. In algemene zin kan daarover slechts worden gesteld dat die situatie zich niet (heel) snel zal voordoen; het voortduren van de aansprakelijkheid vormt het uitgangspunt.
In deze zaak voerden de vertrokken vennoten aan dat ze niet alleen waren uitgetreden, maar ook dat de verhuurder bekend was met die uittreding en pas na verloop van tijd de oud vennoten had aangesproken op de huurachterstand. Die argumenten scoren niet en passen overigens ook in de vaste rechtspraak dat enkel door tijdelijk stilzitten c.q. niet acteren nog geen rechten op nakoming verloren gaan.
Het vermelden is tenslotte waard dat het hier om huurbetalingsverplichtingen ging die voortvloeiden uit een verlengde huurperiode. De contractuele huurperiode uit de tijd dat de oud vennoten nog vennoot waren was inmiddels reeds verstreken. Ook dat maakte voor het hof niet uit. Het was nog steeds dezelfde huurovereenkomst. Ook de oud vennoten moeten betalen.