Laatst heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een tweetal punten bevestigd over kinderalimentatie, welke het bespreken waard zijn. Wat was het geval?

Meneer X en mevrouw Y zijn gehuwd en vervolgens in 2004 gescheiden. Zij hebben twee minderjarige kinderen, voor wie meneer X een bijdrage kinderalimentatie betaalt.

Meneer dient vervolgens 10 jaar later een verzoekschrift in bij de rechtbank tot o.m. wijziging van de kinderalimentatie (lees: nihilstelling, althans een verlaging) per 1 januari 2014.

De rechtbank wijst het verzoek gedeeltelijk toe, namelijk dat de alimentatie wordt verlaagd per datum beschikking, te weten 1 oktober 2014.

Meneer X gaat in hoger beroep, want hij is van mening dat het door de rechtbank vastgestelde bedrag nog steeds te hoog is, alsook dat de ingangsdatum van de wijziging 1 februari 2014 dient te zijn in plaats van datum beschikking. Volgens meneer X dient mevrouw Y het teveel betaalde ook aan hem terug te betalen.

Voor wat betreft de wijze van spenderen van de alimentatie stelt het gerechtshof voorop dat het betalen van kinderalimentatie een verplichting is van meneer X en dat mevrouw Y dit bedrag naar eigen inzicht ten behoeve van de kinderen kan besteden. Mevrouw Y hoeft zich derhalve tegenover de vader op geen enkele wijze te verantwoorden op welke wijze zij de kinderalimentatie heeft besteed. Het inzichtelijk maken van de kosten van de kinderen en het overleggen van bonnetjes van jassen, schoenen, etc. is dan ook echt niet nodig.

Uiteraard kunnen ouders in een ouderschapsplan altijd afspraken opnemen over de verdeling van de kosten van de kinderen. Dit gebeurt ook en ziet men veel bij co-ouderschapregelingen. Is hier echter geen sprake van en spreken ouders niets af, dan kan de alimentatiegerechtigde de bijdrage dus vrijelijk besteden, zonder hier rekening en verantwoording over af te geven.

Voor wat betreft de terugbetalingsverplichting is het lastiger.

Artikel 1:402 BW laat de rechter grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. Drie data liggen als ingangsdatum het meest voor de hand: de datum waarop de omstandigheden zijn ingetreden die voor de onderhoudsverplichting bepalend zijn, de datum van het inleidend processtuk en de datum waarop de rechter beslist.

Uitgangspunt is dat meneer X verplicht is tot betaling van de kinderalimentatie op grond van de reeds eerder afgegeven beschikking totdat de rechtbank of het gerechtshof in hoger beroep anders beslist.

De rechter zal dan ook behoedzaam gebruik moeten maken van zijn bevoegdheid de wijziging te laten ingaan op een vóór zijn uitspraak gelegen datum. Een ingangsdatum, gelegen vóór de datum van de beschikking, kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor mevrouw Y in verband met de hierdoor ontstane verplichting tot terugbetaling van de kinderalimentatie die inmiddels door meneer X is betaald.

De rechter zal dan ook moeten beoordelen of, en in hoeverre, in redelijkheid van mevrouw Y terugbetaling kan worden verlangd. Als de rechter oordeelt dat er een terugbetaling dient plaats te vinden, zal de rechter deze beslissing moeten motiveren in de af te geven beschikking. De rechtbank heeft hier aldus min of meer een discretionaire bevoegdheid, want zij kan naar eigen inzicht een besluit nemen en is hierbij niet gebonden aan het verweer van mevrouw Y.

In casu bepaalde het gerechtshof dat de alimentatie wordt verlaagd per 1 februari 2014, de datum waarop de omstandigheden zijn ingetreden die voor de onderhoudsverplichting bepalend zijn. In deze uitspraak heeft mevrouw Y haar maandelijkse uitgaven ten behoeve van de kinderen inzichtelijk gemaakt met behulp van een aantal overzichten. Het gerechtshof ging er dan ook vanuit dat de alimentatie is verbruikt en bepaalt dat er geen terugbetalingsverplichting ontstaat voor mevrouw Y door de wijziging van de kinderalimentatie per 1 februari 2014.

Zo ziet men maar weer dat er niet zonder meer een groot bedrag aan teveel betaalde alimentatie retour komt als het verzoek tot verlaging van de alimentatie wordt toegewezen. Dat is natuurlijk zeer onprettig, want de alimentatieplichtige kon de bijdrage immers niet of nauwelijks betalen.

De rechtbank haakt dan ook vaker aan bij de dag van indiening verzoekschrift als ingangsdatum van de gewijzigde alimentatie. Immers, vanaf dat moment heeft de alimentatiegerechtigde er in ieder geval rekening mee kunnen houden dat de bijdrage wordt verlaagd. Een terugbetalingsverplichting wordt dan eerder toegewezen.

Een snelle en adequate opstelling kan, gelet op deze uitspraak, zeker uitkomst bieden.

 

Nynke de Witte

 

Om de uitspraak terug te lezen klik hier.