Concurrentie- of relatiebeding

In een concurrentiebeding wordt een werknemer beperkt in zijn vrijheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst bepaalde werkzaamheden als zelfstandige dan wel  voor een andere werkgever te verrichten. De werkgever kan een regio afbakenen waar de werknemer gedurende een bepaalde tijd niet werkzaam mag zijn. Daarnaast kan het zogenaamde ‘zakelijke bereik’ in een concurrentiebeding worden opgenomen. Hierin worden de werkzaamheden beschreven die de werknemer na dienstverband voor een bepaalde tijd en dus veelal in bepaalde regio, niet mag verrichten.  Een concurrentiebeding bevat veelal een boeteclausule met een dwangsomregeling voor de werknemer. Verder kan een relatiebeding worden opgenomen: hierbij wordt  het de  werknemer  verboden  om bepaalde zakelijke relaties aan te gaan of te blijven onderhouden. Dit houdt dus een verbod in om voor bepaalde klanten van de werkgever te gaan of blijven werken. Een beding geldt voor bepaalde tijd, te denken valt hierbij aan een jaar  dan wel twee jaren. Een langere termijn wordt in geval van een geschil door rechter vaak gematigd, omdat een werknemer in zulke gevallen te lang beperkt blijft in zijn mogelijkheid ergens anders te gaan werken.

Aangaan concurrentiebeding
Een concurrentiebeding wordt overeengekomen tussen werknemer en werkgever en wordt schriftelijk vastgelegd en ondertekend door de werknemer. Bij voorkeur gebeurt dit bij de aanstelling en is het concurrentiebeding opgenomen in het arbeidscontract, maar er kan ook later  nog een concurrentiebeding worden opgesteld en ondertekend.

Aanpassen van het concurrentiebeding:
In een aantal situaties dient een concurrentiebeding te worden aangepast, zoals bij de volgende situaties:

  • Bij het aangaan van een nieuw arbeidscontract, bijvoorbeeld als een medewerker een leidinggevende functie gaat krijgen, met meer verantwoordelijkheden
  • Het werkgebied van de werkgever wordt uitgebreid
  • De organisatie verandert door bijvoorbeeld een overname

Vordering werkgever
De werkgever kan nakoming van een concurrentiebeding vorderen op straffe van een dwangsom. De vordering kan afgedwongen worden via een kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank of via voorlopige voorzieningen bij de kantonrechter. Daarnaast kan de werkgever bij niet nakomen van het beding een schadevergoeding vorderen.

Geheel of gedeeltelijk vernietigen van het concurrentiebeding
Een werknemer kan in een aparte procedure de rechter verzoeken om het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen. De rechter kan een (gedeeltelijke) vernietiging toewijzen, als een werknemer onbillijk benadeeld wordt in zijn vrijheid om elders te gaan werken. Hierbij wordt dan een belangenafweging gemaakt tussen het  belang van de werkgever, dus de schade die de werkgever lijdt door niet nakomen van het beding en het belang van de werknemer die in zijn ontplooiing en vrijheid beperkt wordt. Bij deze belangenafweging wordt gekeken naar de manier waarop de arbeidsovereenkomst beëindigd is. Is de overeenkomst bijvoorbeeld van rechtswege beëindigd en was deze van korte duur, zal het beding eerder (gedeeltelijk) vernietigd worden dan als de werknemer zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.